La recherche du mot iemand in het oog houden a 3 plusieurs résultats
Aller à

NL FR Traductions pour iemand

iemand (v) [to snub] être (v) {m} [to snub]
iemand quelqu'un
iemand [onbepaald vnw. - negatieve zinnen] quelqu'un [onbepaald vnw. - negatieve zinnen]
iemand [onbepaald vnw. - vragende zinnen] quelqu'un [onbepaald vnw. - vragende zinnen]
iemand [onbepaald voornaamwoord - m.] quelqu'un [onbepaald voornaamwoord - m.]
iemand (pronoun n) [some person] quelqu'un (pronoun n) [some person]
iemand (pronoun n) [some unspecified person] quelqu'un (pronoun n) [some unspecified person]

NL FR Traductions pour in

in [in elk] près de [in elk]
in [nabijheid] près de [nabijheid]
in [richting] près de [richting]
in [voorzetsel] près de [voorzetsel]
in (prep) [within a given time interval] pendant (prep) [within a given time interval]
in (adj v) [legally qualified] habilité (adj v) {f} [legally qualified]
in [in elk] en [in elk]
in [nabijheid] en [nabijheid]
in [richting] en [richting]
in [voorzetsel] en [voorzetsel]

NL FR Traductions pour het

het (n v abbr) [work, suffice] aller (n v abbr) [work, suffice]
het [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] ce [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
het [persoonlijk vnw. - onderwerp] ce [persoonlijk vnw. - onderwerp]
het [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] ça [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
het [persoonlijk vnw. - onderwerp] ça [persoonlijk vnw. - onderwerp]
het [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] cela [persoonlijk vnw. - lijdend vw.]
het [persoonlijk vnw. - onderwerp] cela [persoonlijk vnw. - onderwerp]
het le
het (article adv) [article] le (article adv) [article]
het [bepaald lidwoord] le [bepaald lidwoord]

NL FR Traductions pour oog

oog {n} œil {m}
oog [anatomie] {n} œil {m} [anatomie]
oog (n v) [of a hurricane] {n} œil (n v) {m} [of a hurricane]
oog (n v) [of a potato] {n} œil (n v) {m} [of a potato]
oog (n v) [hole in needle] {n} trou (n v) {m} [hole in needle]
oog (n v) [hole in needle] {n} chas (n v) [hole in needle]

NL FR Traductions pour houden

houden [algemeen] prononcer [algemeen]
houden [positie] prononcer [positie]
houden [toespraak] prononcer [toespraak]
houden [beroep] garder [beroep]
houden [algemeen] faire [algemeen]
houden [positie] faire [positie]
houden [toespraak] faire [toespraak]
houden [toespraak] réciter [toespraak]
houden [toespraak] déclamer [toespraak]
houden [algemeen] tenir [algemeen]