La recherche du mot déclamer a 22 plusieurs résultats
FR Français NL Néerlandais
déclamer (v) [discours] oreren (v) [discours]
déclamer (v) [discours] een voordracht houden (v) [discours]
déclamer (v) [discours] een toespraak houden (v) [discours]
déclamer (v) [poème] houden (v) [poème]
déclamer (v) [discours] houden (v) [discours]
FR Français NL Néerlandais
déclamer (v) [discours] spreken (v) {n} [discours]
déclamer (v) [poème] retorisch spreken (v) [poème]
déclamer (v) [discours] retorisch spreken (v) [discours]
déclamer (v) [poème] een speech afsteken (v) [poème]
déclamer (v) [discours] een speech afsteken (v) [discours]
déclamer (v) [poème] oreren (v) [poème]
déclamer (v) [discours] afsteken (v) [discours]
déclamer (v) [to recite in theatrical way] declameren (v) [to recite in theatrical way]
déclamer (v) [poème] declameren (v) [poème]
déclamer (v) [discours] declameren (v) [discours]
déclamer (v) [poème] opzeggen (v) [poème]
déclamer (v) [discours] opzeggen (v) [discours]
déclamer (v) [poème] reciteren (v) [poème]
déclamer (v) [discours] reciteren (v) [discours]
déclamer (v) [poème] voordragen (v) [poème]
déclamer (v) [discours] voordragen (v) [discours]
déclamer (v) [poème] afsteken (v) [poème]