La recherche du mot éviter a 40 plusieurs résultats
FR Français NL Néerlandais
éviter (v) [accident] omzeilen (v) [accident]
éviter (v) [accident] vermijden (v) [accident]
éviter (v) [esquiver] vermijden (v) [esquiver]
éviter (v) [fuir] vermijden (v) [fuir]
éviter (v) [accident] mijden (v) [accident]
FR Français NL Néerlandais
éviter (v) [esquiver] mijden (v) [esquiver]
éviter (v) [fuir] mijden (v) [fuir]
éviter (v) [accident] schuwen (v) [accident]
éviter (v) [esquiver] schuwen (v) [esquiver]
éviter (v) [fuir] schuwen (v) [fuir]
éviter (v n) [to elude] ontgaan (v n) [to elude]
éviter (v) [esquiver] omzeilen (v) [esquiver]
éviter (v) [fuir] omzeilen (v) [fuir]
éviter (v) [to keep away from] zich onthouden (v) [to keep away from]
éviter (v) [problème] ontkomen aan (v) [problème]
éviter (v) [tâche] ontkomen aan (v) [tâche]
éviter (v) [embarras] besparen (v) [embarras]
éviter (v) [embarras] uitsparen (v) [embarras]
éviter (v n) [avoid a duty] zich drukken (v n) [avoid a duty]
éviter (v n) [avoid a duty] zijn plicht ontlopen (v n) [avoid a duty] (v n)
éviter (v) [esquiver] uit de weg gaan (v) [esquiver]
éviter (v n) [to elude] ontsnappen aan (v n) [to elude]
éviter (v) [tâche] ontsnappen aan (v) [tâche]
éviter (v) [accident] voorkomen (v) {n} [accident]
éviter (v) [esquiver] voorkomen (v) {n} [esquiver]
éviter (v) [fuir] voorkomen (v) {n} [fuir]
éviter (v) [to avert or prevent] voorkomen (v) {n} [to avert or prevent]
éviter (v) [problème] ontlopen (v) [problème]
éviter (v) [tâche] ontlopen (v) [tâche]
éviter (v) [accident] uit de weg gaan (v) [accident]
éviter (v) [problème] ontsnappen aan (v) [problème]
éviter (v) [fuir] uit de weg gaan (v) [fuir]
éviter (v n) [to avoid by moving out of the way] uit de weg gaan (v n) [to avoid by moving out of the way]
éviter (n v int) [To try to avoid giving a direct answer] ontwijken (n v int) {n} [To try to avoid giving a direct answer]
éviter (v) [accident] ontwijken (v) {n} [accident]
éviter (v) [esquiver] ontwijken (v) {n} [esquiver]
éviter (v) [fuir] ontwijken (v) {n} [fuir]
éviter (v) [to avert or prevent] ontwijken (v) {n} [to avert or prevent]
éviter (v) [to avoid] ontwijken (v) {n} [to avoid]
éviter (v n) [to avoid by moving out of the way] ontwijken (v n) {n} [to avoid by moving out of the way]