La recherche du mot expulser a 57 plusieurs résultats
FR Français NL Néerlandais
expulser (v) [personne] wegzenden (v) [personne]
expulser (v) [pousser dehors] eruit werken (v) [pousser dehors]
expulser (v) [ennemi] verstoten (v) [ennemi]
expulser (v) [gens] verstoten (v) [gens]
expulser (v) [général] verstoten (v) [général]
FR Français NL Néerlandais
expulser (v) [militaire] verstoten (v) [militaire]
expulser (v) [pays] verstoten (v) [pays]
expulser (v) [personne] verstoten (v) [personne]
expulser (v) [gens] uitwijzen (v) [gens]
expulser (v) [général] uitwijzen (v) [général]
expulser (v) [pays] uitwijzen (v) [pays]
expulser (v) [personne] uitwijzen (v) [personne]
expulser (v) [gens] wegzenden (v) [gens]
expulser (v) [général] wegzenden (v) [général]
expulser (v) [pays] wegzenden (v) [pays]
expulser (v) [pousser dehors] uitknijpen (v) [pousser dehors]
expulser (v) [gens] uitgooien (v) [gens]
expulser (v) [groupe] uitgooien (v) [groupe]
expulser (v) [général] uitgooien (v) [général]
expulser (v) [pays] uitgooien (v) [pays]
expulser (v) [personne] uitgooien (v) [personne]
expulser (v) [groupe] uitsluiten (v) [groupe]
expulser (v) [personne] uitsluiten (v) [personne]
expulser (v) [groupe] uitstoten (v) [groupe]
expulser (v) [personne] uitstoten (v) [personne]
expulser (v) [personne] eruit zetten (v) [personne]
expulser (n v) [forcibly eject] eruitgooien (n v) [forcibly eject] (n v)
expulser (n v) [forcibly eject] buitengooien (n v) [forcibly eject] (n v)
expulser (n v) [forcibly eject] eruittrappen (n v) [forcibly eject] (n v)
expulser (v) [groupe] uitzetten (v) [groupe]
expulser (v) [ennemi] terugdrijven (v) [ennemi]
expulser (v) [gens] terugdrijven (v) [gens]
expulser (v) [militaire] terugdrijven (v) [militaire]
expulser (v) [ennemi] verdrijven (v) [ennemi]
expulser (v) [gens] verdrijven (v) [gens]
expulser (v) [militaire] verdrijven (v) [militaire]
expulser (v) [to eject] verdrijven (v) [to eject]
expulser (v) [personne] eruit donderen (v) [personne]
expulser (v) [gens] eruit gooien (v) [gens]
expulser (v) [général] eruit gooien (v) [général]
expulser (v) [pays] eruit gooien (v) [pays]
expulser (v) [personne] eruit gooien (v) [personne]
expulser (v) [gens] uitzetten (v) [gens]
expulser (v) [personne] wegsturen (v) {n} [personne]
expulser (v) [général] uitzetten (v) [général]
expulser (v) [pays] uitzetten (v) [pays]
expulser (v) [personne] uitzetten (v) [personne]
expulser (v) [to expel] uitzetten (v) [to expel]
expulser (v) [ennemi] verjagen (v) [ennemi]
expulser (v) [gens] verjagen (v) [gens]
expulser (v) [général] verjagen (v) [général]
expulser (v) [militaire] verjagen (v) [militaire]
expulser (v) [pays] verjagen (v) [pays]
expulser (v) [personne] verjagen (v) [personne]
expulser (v) [to eject] verjagen (v) [to eject]
expulser (v) [to expel] verjagen (v) [to expel]
expulser (v) [pousser dehors] uitduwen (v) [pousser dehors]