| | terugkomen [bezoek] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | revisiter [bezoek] - aient revisité
- aies revisité
- revisites
- revisitent
| |
| | terugkomen [beweging] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | revisiter [beweging] - aient revisité
- aies revisité
- revisites
- revisitent
| |
| | terugkomen (v n) [to come or go back] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | revenir (v n) [to come or go back] - soient revenus
- sois revenu
- reviennes
- reviennent
| |
| | terugkomen [thuis] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | revenir [thuis] - soient revenus
- sois revenu
- reviennes
- reviennent
| |
| | terugkomen [bezoek] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | revenir [bezoek] - soient revenus
- sois revenu
- reviennes
- reviennent
| |
| | terugkomen [beweging] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | revenir [beweging] - soient revenus
- sois revenu
- reviennes
- reviennent
| |
| | terugkomen [beweging] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | repasser [beweging] - aient repassé
- aies repassé
- repassent
- repasses
| |
| | terugkomen (v n) [to come or go back] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | retourner (v n) [to come or go back] - soient retournés
- sois retourné
- retournes
- retournent
| |
| | terugkomen [thuis] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | retourner [thuis] - soient retournés
- sois retourné
- retournes
- retournent
| |
| | terugkomen [bezoek] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | retourner [bezoek] - soient retournés
- sois retourné
- retournes
- retournent
| |
| | terugkomen [beweging] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | retourner [beweging] - soient retournés
- sois retourné
- retournes
- retournent
| |
| | terugkomen [thuis] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | rentrer [thuis] - soient rentrés
- sois rentré
- rentrent
- rentres
| |
| | terugkomen [bezoek] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | rentrer [bezoek] - soient rentrés
- sois rentré
- rentrent
- rentres
| |
| | terugkomen [beweging] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | rentrer [beweging] - soient rentrés
- sois rentré
- rentrent
- rentres
| |
| | terugkomen [thuis] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | repasser [thuis] - aient repassé
- aies repassé
- repassent
- repasses
| |
| | terugkomen [bezoek] - teruggekomen
- komt terug
- komen terug
- kwam terug
- kwamen terug
| | repasser [bezoek] - aient repassé
- aies repassé
- repassent
- repasses
| |
