La recherche du mot van jou a 8 plusieurs résultats
NL Néerlandais FR Français
van jou [bez. bijv. nw. - mv. - één pers.] tes [bez. bijv. nw. - mv. - één pers.]
van jou [bezittelijk vnw. - enk.] à toi [bezittelijk vnw. - enk.]
van jou [bezittelijk vnw. - enk.] le tien [bezittelijk vnw. - enk.]
van jou (pronoun) [possessive pronoun, singular] le tien (pronoun) [possessive pronoun, singular]
van jou [bezittelijk vnw. - enk.] la tienne [bezittelijk vnw. - enk.]
NL Néerlandais FR Français
van jou (pronoun) [possessive pronoun, singular] la tienne (pronoun) [possessive pronoun, singular]
van jou (pronoun) [possessive pronoun, singular] les tiens (pronoun) {m} [possessive pronoun, singular]
van jou (pronoun) [possessive pronoun, singular] les tiennes (pronoun) {f} [possessive pronoun, singular]

NL FR Traductions pour van

van de
van [algemeen] de [algemeen]
van [bezit] de [bezit]
van [boeken] de [boeken]
van [oorsprong] de [oorsprong]
van [plaats] de [plaats]
van [tijd] de [tijd]
van (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of] de (prep) [with the separation, exclusion or differentiation of]
van (prep) [with the source or provenance of or at] de (prep) [with the source or provenance of or at]
van (prep) [with the source or provenance of or at] sur (prep) [with the source or provenance of or at]

NL FR Traductions pour jou

jou [algemeen] vous [algemeen]
jou (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed] vous (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed]
jou [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.] vous [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.]
jou [algemeen] tu [algemeen]
jou [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.] tu [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.]
jou [algemeen] toi [algemeen]
jou (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed] toi (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed]
jou [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.] toi [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.]
jou [algemeen] te [algemeen]
jou [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.] te [persoonlijk vnw. - meewerkend vw. - enk.]