pousser à profusion dictionnaire de traduction - Français Néerlandais traduction de pousser à profusion

Woxikon / Dictionnaire / Français Néerlandais / P / pousser à profusion

La recherche du mot pousser à profusion a 2 plusieurs résultats

Aller à

FR	Français	NL	Néerlandais
	pousser à profusion (v) [végétation]		woekeren (v) {n} [végétation]
	pousser à profusion (v) [végétation]		welig tieren (v) [végétation]

FR NL Traductions pour pousser

	pousser (v) [approbation] aies poussé aient poussé pousses poussent		aanzetten (v) [approbation] aangezet zet aan zetten aan zetten aan zette aan
	pousser (v) [personne] aies poussé aient poussé pousses poussent		aanzetten (v) [personne] aangezet zet aan zetten aan zetten aan zette aan
	pousser (v) [travail] aies poussé aient poussé pousses poussent		aanzetten (v) [travail] aangezet zet aan zetten aan zetten aan zette aan
	pousser (v) [approbation] aies poussé aient poussé pousses poussent		aansporen (v) [approbation] aangespoord sporen aan spoort aan spoorden aan spoorde aan
	pousser (v) [personne] aies poussé aient poussé pousses poussent		aansporen (v) [personne] aangespoord sporen aan spoort aan spoorden aan spoorde aan
	pousser (v) [travail] aies poussé aient poussé pousses poussent		aansporen (v) [travail] aangespoord sporen aan spoort aan spoorden aan spoorde aan
	pousser (v) [approbation] aies poussé aient poussé pousses poussent		aanmoedigen (v) [approbation] aangemoedigd moedigen aan moedigt aan moedigde aan moedigden aan
	pousser (v) [personne] aies poussé aient poussé pousses poussent		aanmoedigen (v) [personne] aangemoedigd moedigen aan moedigt aan moedigde aan moedigden aan
	pousser (v) [travail] aies poussé aient poussé pousses poussent		aanmoedigen (v) [travail] aangemoedigd moedigen aan moedigt aan moedigde aan moedigden aan
	pousser (v) [approbation] aies poussé aient poussé pousses poussent		steunen (v) [approbation] gesteund steunen steunt steunde steunden

FR NL Traductions pour profusion

	profusion (n) [great amount; an abundance or plenty, usually of money] {f}		rijkdom (n) {m} [great amount; an abundance or plenty, usually of money]
	profusion (n) [excès] {f}		overvloed (n) {m} [excès]
	profusion (n) [général] {f}		overvloed (n) {m} [général]
	profusion (n) [quantité] {f}		overvloed (n) {m} [quantité]
	profusion (n) [excès] {f}		grote hoeveelheid (n) {f} [excès]
	profusion (n) [quantité] {f}		grote hoeveelheid (n) {f} [quantité]
	profusion (n) [excès] {f}		overtolligheid (n) {f} [excès]
	profusion (n) [général] {f}		overtolligheid (n) {f} [général]
	profusion (n) [quantité] {f}		overtolligheid (n) {f} [quantité]
	profusion (n) [excès] {f}		profusie (n) {f} [excès]