La recherche du mot jij a 19 plusieurs résultats
NL Néerlandais FR Français
jij (pronoun determiner) [subject pronoun: the person being addressed] tu (pronoun determiner) [subject pronoun: the person being addressed]
jij (pronoun determiner) [used before epithets for emphasis] bande de (pronoun determiner) [used before epithets for emphasis] (pronoun determiner)
jij (pronoun determiner) [used before epithets for emphasis] espèce de (pronoun determiner) [used before epithets for emphasis] (pronoun determiner)
jij [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.] te [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.]
jij [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] te [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
NL Néerlandais FR Français
jij [algemeen] te [algemeen]
jij [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.] toi [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.]
jij [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] toi [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
jij (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed] toi (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed]
jij [algemeen] toi [algemeen]
jij [algemeen] vous [algemeen]
jij (pronoun v n) [singular informal form of "you"] tu (pronoun v n) [singular informal form of "you"]
jij [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.] tu [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.]
jij [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] tu [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
jij [algemeen] tu [algemeen]
jij (pronoun determiner) [subject pronoun: the person being addressed] vous (pronoun determiner) [subject pronoun: the person being addressed]
jij [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.] vous [persoonlijk vnw. - onderwerp - enk.]
jij [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.] vous [persoonlijk vnw. - lijdend vw. - enk.]
jij (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed] vous (pronoun determiner) [object pronoun: the person being addressed]