Woxikon / Dictionnaire / Français Néerlandais / A / afbreken

FR NL Français Néerlandais traductions pour afbreken

La recherche du mot afbreken a 54 plusieurs résultats
Aller à Néerlandais » Français
NL Néerlandais FR Français
afbreken [kleineren] dénigrer [kleineren]
afbreken [onderhandeling] se briser net [onderhandeling]
afbreken [relatie] se briser net [relatie]
afbreken [scheiden] se briser net [scheiden]
afbreken [telefoon] se briser net [telefoon]
NL Néerlandais FR Français
afbreken [voorwerpen] se briser net [voorwerpen]
afbreken (n v) [computing: to terminate a process prior to completion] abandonner (n v) [computing: to terminate a process prior to completion]
afbreken (adv n v) [cause (something) to come to an end] arrêter (adv n v) [cause (something) to come to an end]
afbreken [gebouw] abattre [gebouw]
afbreken (n v) [to pull or twist] arracher (n v) [to pull or twist]
afbreken [koord] se rompre [koord]
afbreken [koord] se casser [koord]
afbreken (n v) [computing: to terminate a process prior to completion] s'arrêter (n v) [computing: to terminate a process prior to completion]
afbreken (v) [to empty or unload] vider (v) [to empty or unload]
afbreken [voorwerpen] se casser net [voorwerpen]
afbreken [gebouw] raser [gebouw] (informal)
afbreken (v) [To discontinue or interrupt a function, task, position, or event] suspendre (v) [To discontinue or interrupt a function, task, position, or event]
afbreken (v) [take apart] démonter (v) [take apart]
afbreken [gebouw] détruire [gebouw]
afbreken [gebouw] démolir [gebouw]
afbreken [gebouw] jeter à bas [gebouw]
afbreken [kleineren] humilier [kleineren]
afbreken (n v) [computing: to terminate a process prior to completion] échouer (n v) [computing: to terminate a process prior to completion]
afbreken [kleineren] rabaisser [kleineren]
afbreken [linguïstiek] mettre un trait d'union [linguïstiek]
afbreken [chemie] décomposer [chemie]
afbreken (v) [take apart] démanteler (v) [take apart]
afbreken (n v) [to interrupt or cut off] couper (n v) [to interrupt or cut off]
afbreken [relatie] rompre [relatie]
afbreken [scheiden] rompre [scheiden]
afbreken [telefoon] rompre [telefoon]
afbreken [voorwerpen] rompre [voorwerpen]
afbreken [onderhandeling] casser [onderhandeling]
afbreken [relatie] casser [relatie]
afbreken [scheiden] casser [scheiden]
afbreken [telefoon] casser [telefoon]
afbreken [voorwerpen] casser [voorwerpen]
afbreken [onderhandeling] couper [onderhandeling]
afbreken [relatie] couper [relatie]
afbreken [scheiden] couper [scheiden]
afbreken [telefoon] couper [telefoon]
afbreken [onderhandeling] rompre [onderhandeling]
afbreken [voorwerpen] couper [voorwerpen]
afbreken (n v) [computing: to terminate a process prior to completion] interrompre (n v) [computing: to terminate a process prior to completion]
afbreken [onderhandeling] interrompre [onderhandeling]
afbreken [relatie] interrompre [relatie]
afbreken [scheiden] interrompre [scheiden]
afbreken [telefoon] interrompre [telefoon]
afbreken (n v) [to interrupt or cut off] interrompre (n v) [to interrupt or cut off]
afbreken [voorwerpen] interrompre [voorwerpen]
afbreken [onderhandeling] se casser net [onderhandeling]
afbreken [relatie] se casser net [relatie]
afbreken [scheiden] se casser net [scheiden]
afbreken [telefoon] se casser net [telefoon]

Néerlandais Français traductions

NL Synonymes pour afbreken FR Traductions
losbreken [opbreken] partir-se
openbreken [opbreken] n eclosão {f}
afkraken [afkeuren] depreciar
afmaken [afkeuren] aniquilar
geselen [afkeuren] chicotear
hekelen [afkeuren] culpar
laken [afkeuren] n lençol {m}
misprijzen [afkeuren] n desprezar
veroordelen [afkeuren] condenar
kritiseren [afkeuren] culpar
begeven [afknappen] abandonar
opsplitsen [breken] cindir
stopzetten [beëindigen] suspender
kapotslaan [in puin slaan] fincar
slopen [in puin slaan] detonar
ontleden [ontleden] dissecar
afknappen [afbreken] ter um colapso nervoso
afkappen [afbouwen] truncar
afronden [afbouwen] n arredondar
afsluiten [afbouwen] isolar