La recherche du mot verzwakken a 64 plusieurs résultats
NL Néerlandais FR Français
verzwakken [kracht] s'affaiblir [kracht]
verzwakken [effect] abîmer [effect]
verzwakken [gezichtsvermogen] abîmer [gezichtsvermogen]
verzwakken [gezondheid] abîmer [gezondheid]
verzwakken [gezichtsvermogen] nuire à [gezichtsvermogen]
NL Néerlandais FR Français
verzwakken [gezondheid] nuire à [gezondheid]
verzwakken (adj n v) [to become faded] flétrir (adj n v) [to become faded]
verzwakken (adj n v) [to become faded] faner (adj n v) [to become faded]
verzwakken [effect] émasculer [effect]
verzwakken [gezondheid] émasculer [gezondheid]
verzwakken [kracht] émasculer [kracht]
verzwakken [moed] émasculer [moed]
verzwakken (n adj v) [to weaken] dépérir (n adj v) [to weaken]
verzwakken [effect] s'affaiblir [effect]
verzwakken [gezondheid] s'affaiblir [gezondheid]
verzwakken [hoop] s'affaiblir [hoop]
verzwakken (v n) [to decrease or make less in strength] amoindrir (v n) [to decrease or make less in strength]
verzwakken [moed] s'affaiblir [moed]
verzwakken (v) [to become weaker] s'affaiblir (v) [to become weaker]
verzwakken [vertrouwen] ébranler [vertrouwen]
verzwakken [hoop] s'évanouir [hoop]
verzwakken [vertrouwen] miner [vertrouwen]
verzwakken [gezichtsvermogen] agir sur [gezichtsvermogen]
verzwakken [gezondheid] agir sur [gezondheid]
verzwakken [effect] débiliter [effect]
verzwakken [gezondheid] débiliter [gezondheid]
verzwakken [kracht] débiliter [kracht]
verzwakken [moed] débiliter [moed]
verzwakken (v) [to make feeble; to weaken] débiliter (v) [to make feeble; to weaken]
verzwakken [hoop] disparaître graduellement [hoop]
verzwakken [vertrouwen] saper [vertrouwen]
verzwakken (adj n v) [to become faded] s'affadir (adj n v) [to become faded] (adj n v)
verzwakken [gezondheid] affaiblir [gezondheid]
verzwakken [gezichtsvermogen] diminuer [gezichtsvermogen]
verzwakken [gezondheid] diminuer [gezondheid]
verzwakken [kracht] diminuer [kracht]
verzwakken [moed] diminuer [moed]
verzwakken (v n) [to decrease or make less in strength] diminuer (v n) [to decrease or make less in strength]
verzwakken [hoop] décroître [hoop]
verzwakken (n v) [weaken] décliner (n v) [weaken]
verzwakken (v n) [to decrease or make less in strength] descendre (v n) [to decrease or make less in strength]
verzwakken [effect] faiblir [effect]
verzwakken [gezondheid] faiblir [gezondheid]
verzwakken [kracht] faiblir [kracht]
verzwakken [moed] faiblir [moed]
verzwakken [zwakker maken] faiblir [zwakker maken]
verzwakken [effect] affaiblir [effect]
verzwakken [gezichtsvermogen] affaiblir [gezichtsvermogen]
verzwakken [effect] diminuer [effect]
verzwakken [kracht] affaiblir [kracht]
verzwakken [moed] affaiblir [moed]
verzwakken (v) [to make weaker] affaiblir (v) [to make weaker]
verzwakken [verklaring] affaiblir [verklaring]
verzwakken (n v) [weaken] affaiblir (n v) [weaken]
verzwakken [zwakker maken] affaiblir [zwakker maken]
verzwakken [gezondheid] atténuer [gezondheid]
verzwakken [verklaring] atténuer [verklaring]
verzwakken [zwakker maken] atténuer [zwakker maken]
verzwakken [effect] édulcorer [effect]
verzwakken [gezondheid] édulcorer [gezondheid]
verzwakken [kracht] édulcorer [kracht]
verzwakken [moed] édulcorer [moed]
verzwakken [verklaring] édulcorer [verklaring]
verzwakken [zwakker maken] édulcorer [zwakker maken]

Néerlandais Français traductions

NL Synonymes pour verzwakken FR Traductions
achteruitgaan [aftakelen] décliner
verloederen [aftakelen] pourrir
verouderen [aftakelen] n vieillir
vervallen [aftakelen] n expirer
verwelken [aftakelen] s'affadir (adj n v)
verminderen [slijten] diminuer
vervagen [verbleken] s'estomper
verbleken [vervagen] s'affadir (adj n v)
slijten [verminderen] éroder
aftakelen [achteruitgaan] aller à la ruine