Woxikon / Dictionnaire / Français Néerlandais / R / réserver

FR NL Français Néerlandais traductions pour réserver

La recherche du mot réserver a 32 plusieurs résultats
Aller à Français » Néerlandais
FR Français NL Néerlandais
réserver (n v) [to reserve] reserveren (n v) [to reserve]
réserver (v) [général] voorbehouden (v) [général]
réserver (v) [général] spaarzaam zijn (v) [général]
réserver (v) [général] bezuinigen (v) [général]
réserver (v) [voyager] openhouden (v) [voyager]
FR Français NL Néerlandais
réserver (v) [temps] openhouden (v) [temps]
réserver (v) [place assise] openhouden (v) [place assise]
réserver (v) [billet] openhouden (v) [billet]
réserver (v) [voyager] vrijhouden (v) [voyager]
réserver (v) [temps] vrijhouden (v) [temps]
réserver (v) [place assise] vrijhouden (v) [place assise]
réserver (v) [billet] vrijhouden (v) [billet]
réserver (v) [transport] een reservatie maken (v) [transport]
réserver (v) [restaurant] een reservatie maken (v) [restaurant]
réserver (v) [hôtel] een reservatie maken (v) [hôtel]
réserver (v) [voyager] reserveren (v) [voyager]
réserver (v) [billet] aanvragen (v) [billet]
réserver (v) [temps] reserveren (v) [temps]
réserver (v) [place assise] reserveren (v) [place assise]
réserver (v) [général] reserveren (v) [général]
réserver (v) [billet] reserveren (v) [billet]
réserver (v) [voyager] boeken (v) [voyager]
réserver (n v) [to reserve] boeken (n v) [to reserve]
réserver (v) [place assise] boeken (v) [place assise]
réserver (v) [billet] boeken (v) [billet]
réserver (v) [voyager] bespreken (v) [voyager]
réserver (v) [place assise] bespreken (v) [place assise]
réserver (v) [billet] bespreken (v) [billet]
réserver (v) [général] opzij leggen (v) [général]
réserver (v) [général] bewaren (v) [général]
réserver (v) [voyager] aanvragen (v) [voyager]
réserver (v) [place assise] aanvragen (v) [place assise]
FR Synonymes pour réserver NL Traductions
conserver [objet] conserveren
entreposer [objet] opslaan
tenir [objet] concretiseren
épargner [objet] sparen
garder [objet] bewaken
différer [retarder] afwijken
tarder [retarder] treuzelen {n}
remettre [retarder] schenken {n}
temporiser [retarder] opschuiven
renvoyer [retarder] terugzenden
proroger [retarder] verdagen
atermoyer [retarder] dubben
reculer [retarder] achteruitrijden
tergiverser [retarder] een ontwijkend antwoord geven
traîner [retarder] slepen {n}
ajourner [retarder] ophouden {n}
maintenir [état] in stand houden
entretenir [état] voorzien in het levensonderhoud
préserver [état] beveiligen
sauvegarder [état] bewaren