La recherche du mot loquacité a 6 plusieurs résultats
FR Français NL Néerlandais
loquacité (n) [éloquence] {f} welsprekendheid (n) {f} [éloquence]
loquacité (n) [éloquence] {f} eloquentie (n) {f} [éloquence]
loquacité (n) [éloquence] {f} welbespraaktheid (n) {f} [éloquence]
loquacité (n) [éloquence] {f} retoriek (n) {f} [éloquence]
loquacité (n) [général] {f} praatzucht (n) {m} [général]
FR Français NL Néerlandais
loquacité (n) [the state of being talkative] {f} spraakzaamheid (n) [the state of being talkative] (n)
FR Synonymes pour loquacité NL Traductions
babillage [papotage] m geklets {n}
caquetage [papotage] m woordenstroom {m}
causerie [papotage] f praatje {n}
conversation [papotage] f gedachtenwisseling
babil [papotage] m geklets {n}
caquet [papotage] gekakel (n v)
déclamation [papotage] f declamatie {f}
galimatias [papotage] m wartaal {m}
jacasserie [papotage] f geklets {n}
prolixité [papotage] f breedvoerigheid {f}
verbiage [papotage] m Holle frasen (n)
verbosité [papotage] f breedsprakigheid {f}
bavardage [papotage] m geklets {n}
abondance [facilité] f rijkdom {m}
bagou [facilité] m gekakel (n v)
éloquence [facilité] f welbespraaktheid {f}
facilité [volubilité] f gemak {n}
exubérance [volubilité] f uitgelatenheid {f}
verve [volubilité] f verve {m}