FR NL Français Néerlandais traductions pour Haar
La recherche du mot Haar a 22 plusieurs résultats
Aller à Néerlandais » Français
NL | Néerlandais | FR | Français | |
---|---|---|---|---|
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | sa [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
haar {n} | cheveux | |||
haar {n} | cheveu | |||
haar {n} | chevelure {f} | |||
haar {n} | poils (mp) | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | ses [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | ses [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] {n} | ses [bezittelijk bijvoeglijk nw. - mv.] | |||
haar [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] {n} | à elle [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | sa [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
haar [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} | la [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} | sa [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] {n} | son {m} [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. mv.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] {n} | son {m} [bezittelijk bijvoeglijk nw. - vr. enk.] | |||
haar [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] {n} | son {m} [bezittelijk bijvoeglijk nw. - enk.] | |||
haar {n} | son {m} | |||
haar [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] {n} | lui [persoonlijk vnw. - meewerkend vw.] | |||
haar [lichaam] {n} | poil {m} [lichaam] | |||
haar [algemeen] {n} | poil {m} [algemeen] | |||
haar [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] {n} | les [persoonlijk vnw. - lijdend vw.] | |||
haar {n} | sa | |||
haar {n} | ses |
Néerlandais Français traductions
NL | Synonymes pour haar | FR | Traductions | |
---|---|---|---|---|
lok [haar] m | boucle de cheveux {f} | |||
pruik [bos haar] m | perruque {f} | |||
niets [fractie] n | néant {m} | |||
weinig [fractie] | peu {m} | |||
vacht [pels] m | fourrure {f} |