Woxikon / Dictionnaire / Français Néerlandais / F / faire face à

FR NL Français Néerlandais traductions pour faire face à

La recherche du mot faire face à a 9 plusieurs résultats
Aller à Français » Néerlandais
FR Français NL Néerlandais
faire face à (v) [affronter] het hoofd bieden aan (v) [affronter]
faire face à (v) [difficulté] het hoofd bieden aan (v) [difficulté]
faire face à (v) [affronter] onder ogen zien (v) [affronter]
faire face à (v) [affronter] aandurven (v) [affronter]
faire face à (v) [désapprobation] zich verzetten tegen (v) [désapprobation]
FR Français NL Néerlandais
faire face à (v) [difficulté] bolwerken (v) [difficulté]
faire face à (v) [désapprobation] tegenwerken (v) [désapprobation]
faire face à (v) [difficulté] aankunnen (v) [difficulté]
faire face à (v) [vue] uitzien op (v) [vue]

FR NL Traductions pour faire

faire (v) [discours] afsteken (v) [discours]
faire (v) [action] opmaken (v) [action]
faire (v) [bénéfice] opmaken (v) [bénéfice]
faire (v) [général] opmaken (v) [général]
faire (v) [lit] opmaken (v) [lit]
faire (v) [chèque] uitschrijven (v) [chèque]
faire (v) [reçu] uitschrijven (v) [reçu]
faire (v) [action] handelen (v) [action]
faire (v) [agir] handelen (v) [agir]
faire (n v) [to do something] handelen (n v) [to do something]

FR NL Traductions pour face

face {f} gezicht (formal)
face (n) [anatomie] {f} gezicht (n) [anatomie] (formal)
face (n v) [public image] {f} gezicht (n v) [public image] (formal)
face (n) [bâtiment] {f} front (n) {n} [bâtiment]
face (n) [anatomie] {f} gelaat (n) {n} [anatomie]
face (n v) [geometry: bounding surface of a polyhedron] {f} zijde (n v) {m} [geometry: bounding surface of a polyhedron]
face (n) [anatomie] {f} aangezicht (n) {n} [anatomie]
face (n v) [flat surface of an object] {f} kant (n v) {m} [flat surface of an object]
face (n) [bâtiment] {f} façade (n) {f} [bâtiment]
face (n v) [flat surface of an object] {f} vlak (n v) {n} [flat surface of an object]
FR Synonymes pour faire face à NL Traductions
braver [attaquer] tarten
combattre [attaquer] bekampen
défier [attaquer] het hoofd bieden
lutter contre [attaquer] bestrijden
se risquer [attaquer] durven
s'opposer à [attaquer] zich hardnekkig verzetten tegen
affronter [attaquer] de confrontatie aangaan met (n v)
faire face [faire cas] regelen
se faire [faire cas] ritselen {n}
faire [faire cas] ophemelen