La recherche du mot amabilité a 20 plusieurs résultats
FR Français NL Néerlandais
amabilité (n) [caractère] {f} aardigheid (n) {f} [caractère]
amabilité (n) [conduite] {f} menselijkheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [conduite] {f} goedheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [conduite] {f} warmte (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [caractère] {f} warmte (n) {f} [caractère]
FR Français NL Néerlandais
amabilité (n) [conduite] {f} goedhartigheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [caractère] {f} goedhartigheid (n) {f} [caractère]
amabilité (n) [conduite] {f} beminnelijkheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [caractère] {f} beminnelijkheid (n) {f} [caractère]
amabilité (n) [conduite] {f} aardigheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [galanterie] {f} hoffelijkheid (n) {f} [galanterie]
amabilité (n) [conduite] {f} vriendelijkheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [caractère] {f} vriendelijkheid (n) {f} [caractère]
amabilité (n) [conduite] {f} hartelijkheid (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [caractère] {f} hartelijkheid (n) {f} [caractère]
amabilité (n) [conduite] {f} jovialiteit (n) {f} [conduite]
amabilité (n) [caractère] {f} jovialiteit (n) {f} [caractère]
amabilité (n) [galanterie] {f} gedienstigheid (n) {f} [galanterie]
amabilité (n) [galanterie] {f} attentheid (n) {f} [galanterie]
amabilité (n) [galanterie] {f} voorkomendheid (n) {f} [galanterie]
FR Synonymes pour amabilité NL Traductions
politesse [gentillesse] f decorum {n}
affabilité [gentillesse] f menselijkheid {f}
sociabilité [gentillesse] f gezelligheid {f}
obligeance [gentillesse] f gehoorzaamheid {f}
service [gentillesse] m plicht {m}
aménité [gentillesse] aangenaamheid {f}
bonté [gentillesse] f goedheid {f}
adulation [gentillesse] f stroopsmeerderij {f}
galanterie [gentillesse] f galanterie {f}
bienveillance [agrément] f welwillendheid {f}
grâce [agrément] f genade {m}
charme [agrément] m charme {m}
douceur [agrément] f zoetheid {f}
prévenance [égard] f gehoorzaamheid {f}
soin [égard] m zorg {m}
sollicitude [égard] f bezorgdheid {f}
vigilance [égard] f waakzaamheid {f}
complaisance [égard] f zelftevredenheid (n)
empressement [égard] m bereidwilligheid {f}
zèle [égard] m geestdrift {m}